Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ga en roep voor de oren van [1]Jeruzalem, zeggende: Zo zegt de HEERE: [2]Ik gedenk der weldadigheid [3]uwer jeugd, der liefde uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de woestijn, in [4]onbezaaid land. 1. Dat is, van de inwoners van Jeruzalem, gelijk hfdst.1 vs.3, enz. 2. Hebr. Ik gedenk u, enz.; zie Ps.79:8. 3. Dat is, der weldadigheid, of goedertierenheid, die Ik u bewezen heb in uwe jeugd: alzo, der liefde van uwe ondertrouw; dat is, die Ik u bewezen heb als Ik u trouwde, dat is, als Ik u eerst tot mijn volk aannam in Egypte, en daarna mijn verbond met u maakte aan Horeb; verg. Ezech.16:8,22, en zie, aangaande de manier van spreken, Ps.59:11, en Ps.106:4; Jes.26:11; idem onder Jes.51:35; Joel 3:19; Obad.:10; Jona 2:8, met de aantekening aldaar, enz. 4. Verg. onder vs.6.